Dit uit 1672 daterende plantagehuis dat in 1965 door de Koninklijke Marine als vormingscentrum in gebruik is genomen, is één van de mooist gerestaureerde en gemeubileerde Landhuizen van Curaçao. Het Landhuis ligt hoog op een heuvel rechts van de weg als U van Willemstad naar Westpunt rijdt, net voor het dorpje Barber. Iedere eerste zondag van de maand is er Open Huis. Elke donderdag om 09:00 uur is er een rondleiding in en om het Landhuis, mits het Landhuis niet is gereserveerd door derden. Inloop met koffie/limonade vanaf 08:30 uur. U dient zich via email of telefonisch van te voren aan te melden. Dit om teleurstelling te voorkomen. In de weekeinden worden regelmatig natuurwandelingen en excursies georganiseerd. Tijdens deze rondleidingen en natuurwandelingen op de voormalige plantage komt u meer te weten over de geschiedenis, flora en fauna van ons mooie eiland. Het Landhuis wordt regelmatig gebruikt voor studiedagen, groepsvorming, trainingen en teambuilding. Veel groepen en instanties maken gebruik van deze faciliteiten. Het Landhuis biedt de gelegenheid om in alle rust en ongestoord tot goede gesprekken te komen.De mogelijkheid bestaat ook om doopplechtigheden en bruiloften op het Landhuis te vieren. Hierbij wordt er naast de kapel voor de kerkelijke sacramenten gebruik gemaakt van het hele Landhuis en de tuin. Een uitstekende plek om een feest te vieren. Het Landhuis staat ook ter beschikking voor weekendverhuur, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de keuken. De slaapzolder biedt plaats aan groepen tot 40 personen. Naast de kapel is een ruime afsluitbare parkeerplaats beschikbaar. Het Landhuis wordt steeds vaker gebruikt als start-, rust- of finishplaats voor uiteenlopende evenementen. Als U het Landhuis wilt bezoeken op andere dagen dan tijdens het Open Huis of het Landhuis privé wilt huren of wilt deelnemen aan één van de activiteiten kan dit alleen op afspraak.
Geschiedenis Curacao:
Spaanse periode
Curaçao werd in 1499 op 26 juli "ontdekt" door de Spanjaard Alonso de Ojeda. Op dat moment woonden er naar schatting ongeveer 2000 Caquetio op het eiland. Men deelt deze Indiaanse inwoners in bij de Arawakken. Deze indianen waren groter dan de Spanjaarden en zij noemden het eiland in het begin dan ook “ Isla de los gigantes”. In 1515 werden vrijwel alle Caquetio als slaven weggevoerd naar Hispaniola.
Omdat de opbrengsten van de Curaçaose agricultuur teleurstellend waren; de zoutpannen geen hoge opbrengst hadden en er geen edelmetalen te vinden waren, gaven de Spanjaarden het eiland een tweede naam: "isla inutil", een nutteloos eiland.
De West Indische Compagnie
De West-Indische Compagnie (WIC) tekende in augustus 1634 de overgave met de Spanjaarden bij San Juan. De reden voor de inval en verovering was, dat de WIC op zoek was naar een uitvalsbasis voor handel en kaapvaart. Curaçao lag gunstig ten opzichte van de Spaanse koloniën op het vasteland. Ook had het de beste haven tot dan toe bekend in het Caraïbisch gebied. Daarnaast zocht de WIC naar een goede bron van zout.
Na de verovering consolideerde de WIC zijn aanspraken, door fortificaties te bouwen. Omdat drinkwater van levensbelang was werd in 1634-35 een fort gebouwd bij de waterbron aan de noordoostkant van de Sint Annabaai Dit fort bestond uit aarden wallen met een palissade en enkele stukken geschut. In 1635-36 werd begonnen met de bouw van Fort Amsterdam op Punda. De eerste bouwfase werd onder leiding van admiraal Johan van Walbeek aangelegd in de vorm van een vijfpuntige ster en bestond uit een kern van aarde en koraal.
Consolidatie
De Spanjaarden smeedden plannen om Curaçao te heroveren op de Nederlanders. Informatie over troepenmacht, fortificaties, buitenposten, voedselvoorraad en ammunitie werd verzameld op drie manieren. Indianen die op Curaçao woonden werden ontvoerd en verhoord. WIC-ers die zout kwamen halen op de kust van Venezuela werden gevangengenomen en verhoord. Tenslotte stuurden Spanjaarden spionnen naar Curaçao. Twee landingsplaatsen lagen voor de hand:Piscaderabaai en het Spaanse Water. Het Schottegat was te goed verdedigd. De Spanjaarden brachten hun plannen ten uitvoer en voeren uit met een aantal schepen. Deze zijn door een storm afgedreven en hebben Curaçao nooit bereikt. Voor de WIC een geluk; de Spaanse troepenmacht was sterker en had vermoedelijk gewonnen.
De Heren XIX in Amsterdam waren vanaf 1634 verdeeld over de toekomst van Curaçao. De fortificaties en manschappen hadden veel geld gekost en de opbrengsten waren mager. Toch werd Curaçao aangehouden, vermoedelijk meer een gevolg van besluiteloosheid dan van een beredeneerd besluit. Na verloop van tijd bewees Curaçao zijn waarde voor de WIC. Na het verlies van Brazilië in 1654 werd Curaçao steeds belangrijker. Door de gunstige geografische positie was zowel handel op Terra Fierme (Venezuela) als op andere Caraïbische eilanden mogelijk. Ook onderhield men contacten met koloniën in Noord-Amerika, waaronder Nieuw-Nederland.
De Curaçaose bevolking groeide gestaag, mede door de komst van Sefardische Joden uit Brazilië. Deze moesten vluchten a.g.v de Inquisitie.Ook stelde de WIC Curaçao open voor planters; Europeanen die zich wilden vestigen om landbouw te bedrijven. Ook soldaten die hun tijd uitgediend hadden waren welkom om te blijven. Vanzelfsprekend was het doel om voldoende voedsel voor de Curaçaose bevolking te produceren. Daarnaast wilde de WIC ook, dat planters handelsgewassen gingen verbouwen. Hiertoe behoorden onder meer indigo, katoen, tabak, Turkse tarwe (sorghum) en suikerriet. De oudste tuinen (boerderijen) worden vermeld vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid; de eerste plantages werden aangelegd vanaf rond 1650. Hato, Savonet, St. Barbara, Santa Maria, Piscadera, Groot en Klein Sint Joris en San Juan zijn er enkele van. Een deel van de plantages bleef in bezit van de WIC.
Slavenhandel en vrijhaven
In 1665 begon de WIC met slavenhandel. De slaven werden aangevoerd uit West-Afrika en werden op Curaçao aan land gebracht, waar ze na de "middle passage" enige tijd kunnen aansterken. De slaven werden verhandeld op een plaats die nu Asiento heet, en ook op de plantage Zuurzak.
Willemstad ontstond in de tweede helft van de 17e eeuw en lag direct naast het fort, op het huidige Punda. In de 18e eeuw werden ook (pak)huizen op Otrobanda gebouwd. Vanwege de vrije geschutslinies waren er wel regels verbonden aan de bouw van huizen op Otrobanda.Op Otrobanda was meer ruimte dan in Punda. Deze was tot ommuurd. Op Otrobanda verrezen dan ook meer een tot tweelaagse woonhuizen.
De WIC maakte Curaçao in 1674 tot vrijhaven en verkreeg hierdoor een sleutelpositie in de internationale handelsnetwerken. Mede hierdoor werd Curaçao in de 17e eeuw een van de welvarendste eilanden in het Caraïbisch gebied. Dit leidde tot kwaad bloed bij andere mogendheden, met name Engeland en Frankrijk. Zodoende werd Curaçao in 1713 korte tijd belegerd door de Franse kaapvaarder Jacques Cassard, die zich tenslotte liet afkopen.
In de 18e eeuw probeerde Curaçao zijn handelspositie te consolideren.
Curaçao was niet geschikt voor de grootschalige verbouw van suikerriet, katoen, tabak of andere tropische plantagegewassen. Pogingen daartoe werden eind 17e en begin 18e eeuw gestaakt. De landbouw van Curaçao richtte zich op voedselvoorziening voor de eigen bevolking. Desondanks werd een deel van het voedsel geïmporteerd. Slavenhandel op Curacao bleef de belangrijkste bron van inkomsten voor Nederland, niet het minst vanwege de concurrerende prijzen van de slaven.
Nederlandse kolonie
Na het faillissement van de WIC in 1791 werd Curaçao een echte Nederlandse kolonie. In 1795 kwamen de slaven op Curaçao in opstand. De opstand stond onder leiding van Tula, een slaaf die een centrale rol speelt in de geschiedenis van Curaçao, de opstand werd na een korte periode neergeslagen. In 1800 werd Curaçao bezet door de Engelsen, die in 1803 door de plaatselijke bevolking werden verdreven. In 1807 veroverden de Engelsen het eiland opnieuw. Sinds 1816 valt Curaçao onder Nederlands bestuur.
In 1830 verboden de Engelsen de internationale handel in slaven. Dit leidde ertoe dat de handel in slaven economisch onaantrekkelijk werd. In 1863 werd de slavernij op Curaçao afgeschaft.
Tot in het begin van de twintigste eeuw leefde Curaçao van handel, landbouw en visserij. Het economische tij keerde in 1914 toen grote aardoliereserves in Venezuela werden ontdekt. Shell vestigde meteen een olieraffinaderij op het eiland.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde het eiland een belangrijke rol bij de levering van brandstof voor de geallieerde troepen.
In 1954 verkreeg Curaçao samen met de andere Nederlandse Antillen politieke autonomie. In de jaren veertig en vijftig bracht de raffinaderij welvaart en modernisering voor het eiland, maar de welvaart was ongelijk verdeeld. De pas ontstane Curaçaose arbeidersklasse werd steeds ontevredener met de loonpraktijken van de Koninklijke Shell. Ook was de deelname van de Afro-Curaçaose bevolking aan het politiek proces nog beperkt. Op 30 mei 1969 brak een arbeidersopstand uit bij de ingangspoort van de Shell raffinaderij. In de jaren tachtig verliet Shell Curaçao. De olieraffinaderij werd van toen af aan door het eilandgebied verhuurd aan de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PDVSA
Nalatenschap van het verleden
Op Curaçao zijn veel overblijfselen van het koloniale verleden. Het duidelijkst is dat terug te zien in de bijzondere architectuur van 17e tot vroeg 20e-eeuwse panden in Willemstad.
Vanwege de aard en dichtheid van de gebouwen staat een gedeelte van de binnenstad van Willemstad op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Ook zijn er landhuizen en voormalige plantagehuizen tot monument verklaard.
Bron ' Wikipedia'.